Noem mijn naam
Op een zaterdagochtend las ik in de krant een artikel over een boek
dat binnenkort uit zou komen. ‘Noem mijn naam’ van Marinus van den Berg en Daan Westerink. Het boek is een samenvatting van verhalen van ouders die moeten leven met de dood van hun kind; van alle ups en downs en diepe emoties die zij
moeten ondergaan. ‘F@#k’, ik besefte dat ik ook tot deze doelgroep behoor. Benieuwd naar de herkenning nam ik me voor het boek zeker te gaan lezen. In het krantenartikel werd uitgelicht dat veel ouders zich
alleen voelen. Dat veel mensen kort na het overlijden langskomen om hun medeleven te tonen, maar na verloop van tijd blijft het stil in huis. Zij vernemen vaak niets meer van diezelfde personen, terwijl ze dat zo graag zouden willen.
Ik begrijp wat er bedoeld wordt. Mijn ervaring is echter anders. De afgelopen vier jaren is er wat betreft vriendschappen, relaties en contacten veel duidelijk geworden. Duidelijker moet ik zeggen.
Want eigenlijk wist ik precies hoe een relatie met iemand onderbouwd was. Als alles goed is in je leven, je bent gelukkig en hebt veel energie, dan kun je heel veel contacten onderhouden. Even een bezoekje hier, een praatje daar. Leuk! Gezelllig! Toen mijn
wereld instortte op 30 oktober 2012 kroop ik door het leven. Ik wilde niet gezien worden en voelde me alleen veilig bij de voor mij meest dierbare mensen. Een ander zou elke dag bezoek willen ontvangen of er op uit willen om afleiding te vinden; ik kroop diep
onder mijn dekens en schuilde in de armen van Emiel. Het liefst trok ik Jordi, Laura en Chantal dicht tegen me aan.
Ga er maar aan staan om met zo iemand om te gaan! Het zal je vriendin
of kennis maar zijn! Vaak hoor en lees je: maak contact en negeer de persoon niet. Ik wilde geen contact en juist genegeerd worden. Ik heb geleerd om duidelijk te zijn, aan te geven wat ik wilde (vaak wist ik dat zelf niet) en op dat moment aan
kon. Geloof me, dat kost heel veel energie en ik heb hiermee ongetwijfeld maar onbedoeld personen gekwetst.
Ik ben niet de kluizenaar gebleven die ik zojuist beschreven heb. De tijd
heeft mij weer naar buiten gelokt. Inmiddels heb ik geleerd om tijdens een gesprek openingen te geven wanneer ik over Milou en ons verdriet wil en kan praten. Het is altijd goed wanneer iemand vraagt hoe het met me is. Natuurlijk! Dat vraag ik namelijk ook
aan de ander. En ja, er zijn contacten verwaterd en zelfs deuren dichtgegooid. Maar ik koester de dierbare mensen om me heen. De mensen die zelfs deze kluizenaar konden verdragen, en die van de glimlach van de kluizenaar een ware lach wisten te maken! En Milou
en wij worden gelukkig helemaal niet vergeten. De liefste berichtjes, kaarten en attenties verrassen ons regelmatig.
Diezelfde zaterdagmiddag vond ik een grote bos zonnebloemen op de tuintafel.
Er zat een kaartje bij met een prachtige oprechte tekst. Vrijdag had Emiel een kilo winterpenen van een lieve buurvrouw aangetroffen. ‘Gewoon om te laten weten dat we aan jullie denken’, had ze me eens gezegd toen ik haar eerder al eens bedankte
voor deze vaker bezorgde wortels. Op maandagochtend ging ik naar mijn werk. Ik begroette in het winkelcentrum onze ‘overburen’ Dick en Jeannette. ‘Ik moest nog aan je denken toen ik de krant zaterdag las’, zei Dick,
‘dat boek krijg jij van mij....’.
Hellen.